Mensen in organisaties zijn altijd zowel functionaris als persoon. Als functionaris dien je de doelen van de organisatie. Als persoon dien je de door jezelf bepaalde doelen. En die kunnen op gespannen voet staan met de doelen van de organisatie. Of met hoe anderen, zoals hogergestelden, die doelen interpreteren. Hoe nadrukkelijker de persoon door de functionaris heen schijnt des te kwetsbaarder wordt zij ook. Dat kan glorie opleveren. Maar ook verguizing.
Managers zijn functionarissen. Leiderschap is altijd een kenmerk van de persoon. Alle oproepen tot leiderschap doen een appel op de persoon achter de functionaris. De leider is een mens van vlees en bloed. Met hartstochten, driften, deugden en ondeugden. Leiderschap brengt risico’s met zich mee. Zowel voor de persoon als voor de organisatie. Leiderschap kan vernieuwend zijn. Maar ook vernietigend. Zoals bij Hitler. En de persoon kan de functionaris ook overwoekeren. Zoals bij Trump. In ‘Bureaucratie is een inktvis’ maakt René ten Bos onderscheid tussen twee manieren van denken over functionarissen. De aartsvader van de Angelsaksische variant is Frederick Taylor. In diens ‘wetenschappelijk management’ zijn functionarissen radertjes in een machine. Tegenwoordig noemen we dat ‘menselijke hulpbronnen’. Het doel van Taylor is de maximale exploitatie daarvan. Daartoe moet ook de persoon achter de functionaris gekoloniseerd worden. De aartsvader van de Europese variant is Max Weber. In het Europese denken over bureaucratieën zijn functionarissen ambtsdragers. Ambtsdragers zijn dienaren van de institutie, waarvoor zij werkzaam zijn. Zij worden geacht de waarden uit te dragen, die centraal staan in die institutie. Zoals die van de rechtsspraak, de politie, de zorg, het onderwijs, de overheid, et cetera. Bedrijven zijn in deze opvatting ook instituties, die zijn gecreëerd om een bijdrage te leveren aan de samenleving. Weber onderscheidt drie bronnen van autoriteit: traditie, de wet en charisma. De wet omvat ook de bureaucratie en de ambtsdrager als representant daarvan. Charisma is altijd gekoppeld aan de persoon. Het is ook altijd iets dat door anderen aan iemand wordt toegekend. Charisma is dus instabiel en vergankelijk. Ter behoud van het ideaal dat in het charisma besloten ligt, zullen navolgers altijd geneigd zijn het streven naar dat ideaal te institutionaliseren. Instituties kunnen dus beschouwd worden als gestold charisma. Hans Joas deelt Webers opvatting over instituties. Maar hij bestrijdt dienst opvatting over charisma als gekoppeld aan een persoon. Joas legt sterk de nadruk op de collectieve beleving van een zekere mate van heiligheid van een bepaald ideaal. Zoals in godsdiensten, naties, de milieubeweging of allerlei andere particuliere initiatieven. De instituties die daaruit voort zijn gekomen worden geïnspireerd door dat collectieve ideaal. In het Angelsaksisch denken is de leider groter dan de functionaris. Daar is het de leider die de functionaris inspireert. Vandaar ook al die religieuze termen in de managementliteratuur: missie, visie, geloof, bezieling, transformatie, et cetera. In het Europese denken is de ambtsdrager groter dan de persoon. De persoon dient het ambt. En het ambt inspireert de persoon. Leiderschap is daarin dienstbaar aan het ambt. Het bewieroken van leiderschap past daar niet bij.
0 Comments
|