Dit weekend won Roger Federer zijn twintigste grandslamfinale. Daarmee bevestigde hij opnieuw zijn status als beste tennisser aller tijden. Behalve eeuwige roem heeft die status hem ook honderden miljoenen aan inkomsten opgeleverd. Hij kan dus rustig met zijn vrouw Mirka en hun twee tweelingen per privéjet de wereld rond blijven reizen. En nog een tijdje blijven trainen op zijn buitenverblijf in Dubai.
Hij zal ongetwijfeld van die rijkdom genieten. Maar commentatoren wijzen er ook op, dat hij ook altijd lijkt te genieten van het spel. De NRC citeert Willander, die opmerkt, dat Federer, ook tussen de punten door, altijd met de bal blijft spelen. ‘Niemand anders doet dat. Niemand anders heeft dat ooit gedaan. En hij doet het nog steeds. Zelfs in de Wimbledon-finale’. En dit weekend deed hij dat ook weer. Even een bal precies in de handen van een ballenjongen slaan. Alasdair MacIntyre heeft (in ‘After Virtue’) een beroemde definitie gegeven van een praxis (die te complex is om hier te citeren). Tennis is een voorbeeld van een praxis. In een praxis, stelt MacIntyre, staan de waarden intern aan de praxis centraal en niet de waarden extern aan de praxis. Typische externe waarden zijn status, macht en geld. Dat zijn ook echte waarden, benadrukt MacIntyre, maar ze moeten de waarden, die intern zijn aan de praxis niet gaan overheersen. Genieten van het tennis en van het zo goed mogelijk proberen te spelen is een voorbeeld van een waarde, intern aan de praxis. Een goede praxis kenmerkt zich door een voortdurend streven naar excellentie . Federer werkt aan het eind van zijn carriere nog altijd hard aan de verbetering van zijn spel. Hij heeft zichzelf na een blessureperiode in 2016 opnieuw uitgevonden en sindsdien alweer drie grandslamfinales gewonnen. MacIntyre stelt, dat bij een goed beoefenaar van een praxis de interne waarden altijd prevaleren. In de sport, in de geneeskunde, in het bestuur, in de politiek, et cetera. En dat een praxis een permanente oefenruimte biedt, niet alleen in het beoefenen van die praxis, maar ook in het zijn van een goed mens. Want het goed beoefenen van een praxis vereist karaktereigenschappen, die ook nodig zijn om een goed mens te worden. En dat is, stelt hij, ook een kwestie van oefening. Toptennis omvat een hele reeks van technische vaardigheden. Maar ook bepaalde karaktereigenschappen. Zoals zelfinzicht, open staan voor kritiek, oog voor de eigen tekorten, zelfbeheersing, om kunnen gaan met tegenslag, sportiviteit, doorzettingsvermogen, moed en dergelijke. Mentaliteit heet dat in de sportwereld. Mentaliteit kan het verschil maken tussen winnen en verliezen. Maar bepaalt ook of je een prettig mens bent. MacIntyre benadrukt, dat in een levende praxis de beoefening daarvan altijd getoetst wordt aan de binnen een waardengemeenschap gedeelde interne waarden. Hij waarschuwt voor de corruptie van elke praxis door commercialisering en bureaucratisering. Dat dat geen loze waarschuwing is kunnen we dagelijks zien in alle topsport, in de vorm van vals spel, doping, ijdelheid, egoïsme, hebzucht, e.d. Maar dat blijft uiteraard niet beperkt tot de topsport. Het vereist sterke schouders om de weelde van de roem, de rijkdom en de macht te dragen.
0 Comments
Leave a Reply. |