In een advertentie voor een intern toezichthouder werd onlangs de volgende kwalificatie gevraagd: ‘algemene bestuurlijke kwaliteiten, tot uiting komend in een heldere visie op haar relatie tot de kardinale deugden’. Wat wordt hier precies verlangd? En welke opvatting over toezicht zou hieraan ten grondslag kunnen liggen?
De kardinale deugden zijn moed, matigheid, rechtvaardigheid en verstandigheid. De laatste wordt ook wel praktische wijsheid genoemd. Deze vier deugden vormen de kern van de deugdethiek. Ze worden beschouwd als noodzakelijk bestanddeel van alle andere deugden, zoals grootmoedigheid en barmhartigheid. Of de typisch moderne deugd van de integriteit (heelheid of onkreukbaarheid). De deugdethiek is de oudste stroming in de westerse ethiek. De basis daarvoor werd gelegd door de oude Grieken. In de deugdethiek draait het om karaktervorming en het ontwikkelen en steeds oefenen van de deugden. Dat oefenen gebeurt onder meer door het volgen van het goede voorbeeld van anderen (zoals het voorbeeld van toezichthouders en bestuurders). Zo ontwikkel je een bepaald ‘ethos’ (een levenshouding). En zo ontwikkelt een organisatie een bepaalde cultuur. Een van de andere grote stromingen in de ethiek is de plichtsethiek, ook wel regelethiek genoemd. De grondlegger daarvan is Immanuel Kant. Deze vorm van ethiek is zeer invloedrijk in onze cultuur. Je vindt hem terug in gedragscodes en -regels, integriteitshandboeken, en dergelijke. De startvraag van de plichtsethiek is ‘mag dat?’ of ‘moet dat?’ Deze ethiek stelt normen vast, waaraan voldaan moet worden. De startvraag van de deugdethiek is ‘hoe word ik een goed …… (mens, ouder, vriend, burger, bestuurder, toezichthouder, ambtenaar, etc)? Het Griekse woord voor deugd is ‘arete’ en dat betekent ‘uitmuntendheid’. De deugdethiek wordt daarom ook wel het ‘perfectionisme’ genoemd. Er is geen vaste norm, want het kan altijd beter. De deugdethiek is bovendien situationeel. Er is praktische wijsheid vereist om in elke situatie te bezien wat het beste is. Terug naar de advertentie. Een deugdethische visie op toezicht en bestuur van een organisatie leidt dus tot een heel andere omgang met de ethische aspecten daarvan dan een plichtsethische visie. Zwart-wit gesteld: minder nadruk op de regels en meer nadruk op het karakter van de betrokkenen en de cultuur van de organisatie. Een gesprek over de deugden kan daarbij erg behulpzaam zijn. Sterker: dat is eigenlijk onontbeerlijk. NB. Deze blog staat ook op de site van Governance Support.
0 Comments
Leave a Reply. |